God en de computer

God ging naar zijn engelen en zei: “Wat zijn de mensen op de aarde toch knap. Toen mijn Zoon in Bethlehem geboren werd, was het wiel al lang uitgevonden, maar er waren nog geen auto’s, treinen, fietsen en ook geen rollators voor mensen die slecht kunnen lopen.
Al het vervoer werd gedaan met een ezel. Van een telefoon had men nog nooit gehoord, alle berichten moesten van mens tot mens worden overgebracht. Over een lange afstand duurde het weken of maanden om een boodschap over te brengen. Je kon elkaar niet even opbellen. Nu praten we veel met elkaar online via mailtjes, appjes of op sociale media. Kinderen zijn daar meestal handiger en sneller in dan oudere mensen. Die voelen zich daardoor soms buitengesloten.

Ik hoorde twee meisjes met elkaar praten, het ene meisje was blij met een mailtje van haar oma. Ze was er trots op dat haar oma dat kon. Ze vroeg: “heb jij ook wel eens een mailtje van je oma gehad??” “Nee”, zei het meisje “maar ik kreeg voor mijn verjaardag van mijn oma een grote enveloppe met postzegels erop met een zelfgeschreven verhaal erin.”

“Ja”, zei de engel tegen God, “de tijden zijn veranderd en de wereld die U geschapen heeft is ook veranderd. Het zou niet goed zijn als de mensen nu nog zoals 2000 jaar geleden moesten leven. Misschien zijn de mensen op aarde zoals U het zegt knap geworden.”

(2023)